Regelmatig uw bandenspanning controleren zorgt ervoor dat u veilig de weg op gaat. Een te lage bandenspanning is slecht voor het brandstofverbruik, maar ook voor de wegligging. Uit elke band ontsnapt continu een beetje lucht. Daarom is het belangrijk om maandelijks de bandenspanning te controleren. Bovendien bespaart u op brandstofgebruik. Zo rijdt u een stuk veiliger en verbruikt u minder brandstof.
Controleren en meten bandenspanning
Om de bandenspanning van uw auto te controleren, volgt u deze stappen:
- Zoek de aanbevolen bandenspanning op: De aanbevolen bandenspanning vind u in het instructieboekje van het voertuig of op een sticker aan de binnenkant van de bestuurdersdeur. Mocht het niet niet zijn kunt u de juiste spanning op het internet vinden. Bij moderne apparaten, zoals in de instructievideo wordt de spanning op basis van uw kenteken weergegeven.
- Gebruik een bandenspanningsmeter: Rijd naar de dichtstbijzijnde bandenspanningsmeter. Vaak bij een garage of openbare centrale plek bij u in de omgeving. U kunt ook een bandenspanningsmeter aanschaffen bij een garage of een auto-onderdelenwinkel.
- Draai de dop van het ventiel: Het ventiel is de kleine metalen stift op de band waarop de luchtslang van de pomp wordt aangesloten. Draai de dop van het ventiel eraf.
- Lees de meter af: Lees de meter af en controleer de meting. Als de gemeten bandenspanning lager is dan de aanbevolen bandenspanning, moet de band worden opgepompt. Als de gemeten bandenspanning hoger is dan de aanbevolen bandenspanning, moet er lucht uit de band worden gelaten.
- Herhaal het proces voor alle banden: Herhaal het proces voor alle vier de banden en zorg ervoor dat ze allemaal op de juiste spanning staan.